a 6 - 'Singet dem Herrn'
Buxtehude, Graupner & Telemann
Herr, wenn ich nur dich habe
Was mich auff dieser Welt betrübt Dieterich Buxtehude
Rigaudon en rondeau Christoph Graupner
Singet dem Herrn ein neues Lied Dieterich Buxtehude
Sonata per Cembalo e Violino, GWV 709 Christoph Graupner
Sonata à 4, F-Dur , TWV 43:F1 Georg Philipp Telemann
Meine Seel’ erhebt den Herrn Georg Philipp Telemann
Kantate 'Furcht und Zagen', Christoph Graupner
GWV 1102/11b
KAPELLMEISTER
Kristien Nijs, Sopraan
Marieke Vos en Maddy Lodewyckx, Viool
Frans Vos, Altviool
Herlinde Verheyden, Cello
Denis Roosen, Klavecimbel
Herr, wenn ich nur dich habe
Was mich auff dieser Welt betrübt Dieterich Buxtehude
Rigaudon en rondeau Christoph Graupner
Singet dem Herrn ein neues Lied Dieterich Buxtehude
Sonata per Cembalo e Violino, GWV 709 Christoph Graupner
Sonata à 4, F-Dur , TWV 43:F1 Georg Philipp Telemann
Meine Seel’ erhebt den Herrn Georg Philipp Telemann
Kantate 'Furcht und Zagen', Christoph Graupner
GWV 1102/11b
KAPELLMEISTER
Kristien Nijs, Sopraan
Marieke Vos en Maddy Lodewyckx, Viool
Frans Vos, Altviool
Herlinde Verheyden, Cello
Denis Roosen, Klavecimbel
Buxtehude, Telemann en Graupner hadden elk een link met Johann Sebastian Bach: in zijn jonge jaren ondernam Bach een lange voettocht naar Lübeck om de oude Dieterich Buxtehude aan het werk te zien. Georg Philipp Telemann werd peetoom van Bachs zoon en Christoph Graupner was in 1723 de gehoopte kandidaat voor het cantorschap te Leipzig, dat uiteindelijk naar Bach ging. Geen Bach deze keer, maar dus muziek van zijn gewaardeerde collega-kapelmeesters.
Kapellmeister brengt een levendig geheel dat gedurende het concert de combinatiemogelijkheden van één tot zes musici volledig benut en dus op die manier ook voor een visuele belevenis zorgt. Cantates voor sopraan en strijkers vloeien over in kamermuziek en verbinden het religieuze met het profane. Met dit concert plaatst Kapellmeister een focus op werken die vanwege hun uitstekende kwaliteit aandacht verdienen.
Kapellmeister brengt een levendig geheel dat gedurende het concert de combinatiemogelijkheden van één tot zes musici volledig benut en dus op die manier ook voor een visuele belevenis zorgt. Cantates voor sopraan en strijkers vloeien over in kamermuziek en verbinden het religieuze met het profane. Met dit concert plaatst Kapellmeister een focus op werken die vanwege hun uitstekende kwaliteit aandacht verdienen.